Binnen cognitieve gedragstherapie wordt er veel onderzoek gedaan. Dit levert nieuwe inzichten op en nieuwe theorieën die ook invloed hebben op de praktijk.
De afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar exposure. Ondanks dat exposure een van onze meest effectieve interventies is, zien we ook veel terugval. Met het theoretische habituatie-model wat de basis is voor exposure, is dit niet maximaal effectief. Het nieuwe inhibitorisch leermodel geeft handvatten om exposure effectiever te maken. Want zoals het bij het habituatie-model ging om zo lang in een situatie te blijven tot de angst zakt, ligt nu de focus op verwachtingsdisconfirmatie, namelijk onderzoeken of de angstige verwachting uitkomt.
Bij exposure is het van belang om vermijding te doorbreken en te ervaren dat de angstige verwachting niet uitkomt. Maar wat nu als je client veiligheidsgedrag inzet, waardoor het doorstaan van de spannende situatie aan het veiligheidsgedrag wordt toegeschreven? Dan is de exposure minder effectief en kan de angstige gedachte niet optimaal getoetst worden.
Om je behandeling te optimaliseren maak je functie- en betekenisanalyses. Ten Broeke en Rijkeboer introduceerden in 2017 de Lines of defense. Een theoretische aanvulling op de analyses waarmee je vermijding, veiligheidsgedrag en coping in kaart brengt. Hoewel het je helpt om interventies optimaal in te zetten en je behandeling te optimaliseren, zijn nog niet alle cognitief gedragstherapeuten en supervisoren hier (even) bekend mee. Ook structureren de Lines of defense het schrijven van je N=1, omdat ze overzicht geven bij een soms grote hoeveelheid functieanalyses.